Beperkende overtuigingen. De meeste mensen hebben ze. En zo komen uit de gekste hoeken. En sommige heb je kort en andere draag je een leven lang mee.
Alweer lang geleden, dat mijn ex nog maar een paar maanden in Nederland was, probeerde hij als Israëli de Nederlandse taal te leren. Op een dag werd hij op zijn werk door collega’s erop uit gestuurd om iets voor op het brood te halen. En bij de slager vraagt hij, op hun verzoek, om een “onsje gevulde koek”. De slager ook wel in voor een geintje, antwoord: Dat is op, misschien heb ik dat morgen weer. Het duurde een aantal dagen voordat hij door had, dat de slager nooit een onsje gevulde koek zou hebben.
Eigenlijk vond hij het niet een echt leuk geintje. Maar als beperkende overtuiging had “een onsje gevulde koek”, een heel kort leven.
Ik heb zelf een aantal beperkende overtuigingen, die ik al heel lang mee sjouw. Een tweetal zijn ontstaan dat ik een jaar of vijf, zes was. En ik kom er maar moeilijk vanaf.
De eerste is dat mannen altijd te moe zijn om wat voor je te doen en dat je ze met rust moet laten. Raar, ik weet het. Maar in die tijd, 1967, mijn moeder net bevallen van haar derde kind, vroeg zij aan mijn vader om klusjes te doen, als hij moe uit zijn werk kwam. En ze bleef maar op hem foeteren. Hier moest een plankje komen, daar een nieuwe lamp ingedraaid en ook moest er een traphekje komen.
Iedere dag herhaalde ze de tirade, soms met enorme woede, dan weer smekend, omdat mijn vader de dingen die zij vroeg niet altijd direct afmaakte. Iedere dag was er wel wat. En ik zag dat mijn vader daar veel te moe voor was. En ik snapte niet dat ze zo lang op hem door bleef vitten. Ik snapte ook niet waarom ze dat zelf niet zag. Ik nam me voor dat als ik later groot was, ik zelf de lampjes zou indraaien en het traphekje zou ophangen. En dat deed ik ook. Ik vroeg mijn mannen weinig.
Jaren later bleek mijn vader, heel ernstige apneu te hebben en daadwerkelijk ook altijd moe te zijn. Ik had dat helemaal niet hoeven door trekken naar alle mannen en ook niet hoeven denken dat mannen toch niet iets voor je zouden doen als je ze dat vroeg.
Het tweede wat ik in die tijd leerde, was niet op mijn ”gevoel” te vertrouwen. Ik vroeg geregeld aan mijn moeder: “Heb je gehuild? Heb je verdriet?”, maar mijn moeder ontkende dat. Keer op keer weer. Mijn ouders hadden bedacht dat je je sores niet met je kinderen deelt. Dus deed je opgewekt en vrolijk, als ouder, ook als je dat niet was. Ook beloofde mijn moeder ons ijsjes of ander lekkers om ons mee naar huis te krijgen. Om vervolgens, als we thuis waren, te ontkennen dat ze dat beloofd had.
Dat laatste daar kwam ik achter dat mijn kinderen klein waren en ze voorstelde om het zo te doen. En ja, het klopt kleine kinderen hebben een ander tijdsbesef. Als ze twee zijn is een jaar de helft van hun leven, dus eindeloos lang. Maar ik heb me vaak verward gevoeld, als ze weer eens ontkende dat ze iets beloofd had. En zelfs getwijfeld aan mijn verstand. Ook kwam ik er pas jaren later achter dat ze na de geboorte van haar derde kind, een postnatale depressie had gehad. En ze dus echt wel veel verdriet in die tijd had gehad.
Deze laatste beperkende overtuiging, “ben ik wel goed bij mijn verstand, kan ik wel vertrouwen op mijn gevoel?” Heeft heel lang zijn desastreuse werk gedaan. Ik vecht er nog mee. Veel te vaak vertrouwde ik eerder de ander, dan mezelf. Uiteindelijk leerde in noch een ander, noch mezelf te vertrouwen. En mensen noemde dat gebrek aan zelfvertrouwen. Wat ik ontkende, ik zei, ik weet niet wat ik aan andere heb, maar ik weet precies wat ik aan mezelf heb. Maar een ander meer vertrouwen dan jezelf, is uiteindelijk ook een gebrek aan zelfvertrouwen.
En dan de titel van dit stukje “Ik weet niet hoe”. Het was een liedje wat een vriend die bij me woonde steeds zong. Nu ik aan het verhuizen ben, vind ik her en der nog spullen van hem, een paar pantoffels in maat 50, een flesje Chanel, wat tijdschriften. En ieder keer als hij het zong, werd ik van binnen een beetje boos. En dacht ik “Je weet best wel hoe”.
Kennelijk wist hij echt niet hoe. En pleegde zelfmoord. Ik denk niet dat de tekst speciaal bedoeld was voor mij, ik was niet de enige vrouw in zijn leven. Maar ik weet dat hij werkelijk niet wist hoe. Welk “hoe” zal ik nooit weten. Maar duidelijk is, dat hij echt niet wist “hoe”.
Beperkende overtuigingen kunnen je leven eindigen. En door ze te doorbreken, kun je weer anders naar dingen kijken en nieuwe mogelijkheden zien.
Wil jij aan de hand van een praktisch formulier in combinatie met ondersteunende v
Wat moet je nou met die beperkende overtuigingen? Zullen we het er eens over hebben? Vul dan hieronder je email adres in, voor een gratis werkgelukgesprek.
Wil je liever direct mailen, bellen of appen? Dat kan: 0627249972 of mailme@mailevelien.nl
Werkgeluk is voor iedereen wat anders. Wat is het voor jou?